In dit artikel leg ik uit wat Europa oplegt en op welke termijn overheidssites, apps en documenten voor iedereen toegankelijk moeten zijn. Ik zal ook ingaan op de toegestane uitzonderingen. Ten slotte zal ik enkele vakgehoorde misverstanden proberen op te helderen.
Dit is geen technisch artikel. Het is in de eerste plaats gericht op overheidsprofessionals die verantwoordelijk zijn voor het online-, communicatie-, ICT- of diversiteitsbeleid binnen hun organisatie of gemeente.
Waar gaat het over?
In Europa leven ongeveer 80 miljoen mensen met een beperking. Dat is zo’n 15% van alle Europeanen. Europa heeft bovendien becijferd dat het aantal burgers met een leeftijdsgerelateerde beperking in 2020 rond de 120 miljoen zal schommelen. Dat heeft uiteraard alles te maken met de toenemende vergrijzing.
Maximaal mee kunnen doen
Iedereen heeft het recht om maximaal mee te kunnen doen in onze samenleving. Zonder computer, smartphone of internet lukt dat niet meer, want digitaal is het nieuwe normaal. Wie kan nog zonder?
De meeste mensen vinden het vandaag heel normaal dat openbare voorzieningen toegankelijk zijn voor alle burgers. Je moet met een rolstoel een lift in kunnen en zelfstandig met de trein kunnen reizen als je blind of slechtziend bent. Je moet ook goed geholpen worden aan een loket als je doof bent of moeite hebt met lezen. Dat vinden we niet alleen logisch, maar het is ook een basisrecht.
Ook digitale toegankelijkheid is een basisrecht
Dat basisrecht geldt net zo goed — misschien zelfs bij uitstek — voor de toegang tot online-informatie en voorzieningen die de overheid ons aanbiedt.
Ik heb voor mezelf even opgesomd welke toepassingen en websites van de overheid ik zelf ooit nodig had of nog regelmatig gebruik of raadpleeg:
- Beveiligde platformen: online-belastingaangiften, mijn elektronisch gezondheidsdossier, een app om dienstencheques te bestellen en een website waarop je je loopbaan kan bekijken en je pensioen kan berekenen.
- Websites met informatie over sociale voorzieningen, ondernemen etc.
- Studiewijzers, premiezoekers en berekenaars voor telecom- en elektriciteitstarieven.
- Vuilnisophaalkalenders en openingsuren van sportvoorzieningen en het gemeentehuis.
- Aanmeld- en registratieformulieren voor evenementen, studiedagen en activiteiten allerhande.
- Jobsites en online-sollicitatieprocedures
- Routeplanners voor het openbaar vervoer
- Etc.
Onvoldoende bekendheid
Een grote groep mensen wordt vandaag helemaal of gedeeltelijk uitgesloten van de toegang tot sommige van deze online-diensten omdat ze niet gebouwd zijn met aandacht voor een aantal kwaliteitsvereisten, of omdat de inhoud voor hen onvoldoende begrijpelijk is.
Doelgroepen die met name op problemen stoten, zijn slechtzienden en blinden, kleurenblinden, doven en slechthorenden, mensen met een leesbeperking (zoals dyslexie) en mensen met een motorische beperking. En, niet te vergeten, de steeds groter wordende groep ouderen.
Tijd voor verandering
Aanbieders sluiten burgers natuurlijk niet met opzet uit. In de meeste gevallen is er gewoon onvoldoende bekendheid met de problematiek of zijn ICT-leveranciers onvoldoende vertrouwd met de richtlijnen waar een toegankelijke website aan moet voldoen, of wordt het hen niet opgelegd door hun opdrachtgevers.
Dat gaat dus veranderen. Vanaf 23 september wordt het bij wet verplicht voor de overheid en semi-overheden om alle nieuwe websites voor iedereen toegankelijk te maken.
Daar worden alle burgers beter van, want een toegankelijke website of app is per definitie ook gebruiksvriendelijker voor iedereen.
Een belangrijke stap
De invoering van Richtlijn 2016/2102 is ongetwijfeld de belangrijkste stap ooit in de richting van een toegankelijkere digitale overheid.
Hoewel de meeste overheidsinstanties al veel langer aandacht hebben voor dit onderwerp, ligt er nog veel werk op de plank: zowel op het vlak van de interne organisatie, maar ook op hoe inkoopprocessen in de toekomst geregeld moeten worden.
Disclaimer: digitale toegankelijkheid is mijn vak, maar ik ben in de eerste plaats een technisch-inhoudelijk expert — een accessibility geek, zeg maar — en dus geen jurist. Mocht je zelf aanvullingen hebben op dit artikel of een onnauwkeurigheid opmerken, dan verneem ik dat graag.
Wat vooraf ging
Richtlijn 2016/2102 komt niet uit de lucht gevallen. Zonder het VN-verdrag over de rechten van personen met een handicap — dat amper tien jaar oud is — was de richtlijn er bijvoorbeeld nooit gekomen. Het VN-verdrag verwacht van de Europese lidstaten dat mensen met een fysieke, geestelijke of zintuigelijke beperking maximaal moeten kunnen deelnemen aan de maatschappij, en dat recht op deelname beperkt zich niet langer tot fysieke voorzieningen.
Nieuwe regels
In 2016 heeft de Europese Commissie aan alle lidstaten gevraagd om digitale toegankelijkheid wettelijk verplicht te maken voor de websites — en in 2021 ook voor apps — van alle staats-, regionale en lokale overheidsinstanties en publiekrechtelijke instellingen in het land. Daar horen ook steden en gemeenten bij, (sommige) NGO’s en openbaarvervoermaatschappijen als de NMBS en De Lijn.
Intussen hebben de meeste lidstaten — waaronder België en Nederland — de richtlijn omgezet in lokale wetgeving.
De volledige tekst van het wetsontwerp dat op 8 juli 2018 goedgekeurd werd door de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, kan je bijvoorbeeld hier nalezen: Wetsontwerp inzake toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PDF). Vlaanderen heeft de verplichtingen opgenomen in het Vlaams bestuursdecreet.
België heeft de Europese Richtlijn integraal overgenomen, en heeft — voor zover ik kan afleiden uit de teksten — geen verstrengingen aangebracht. Minister van Digitale Agenda Alexander De Croo schreef op 8 juli op zijn blog:
“Dit is een belangrijke stap. De overheid is volop aan het digitaliseren en biedt steeds meer digitale informatie en diensten aan. We moeten ervoor zorgen dat iedereen van die digitale diensten gebruik kan maken, ook mensen met een visuele of auditieve beperking.”
Merk op dat de richtlijn in de praktijk niet enkel gericht is op mensen met een zintuiglijke beperking, zoals het citaat laat uitschijnen, maar ook op mensen met motorische en cognitieve beperkingen.
Waarom legt Europa deze regels op?
- Europa vindt niet alleen dat toegang tot overheidsinformatie een basisrecht is, maar vond ook dat het tijd werd om bestaande regels te harmoniseren. Vandaag hanteren de meeste lidstaten eigen regeltjes en instrumenten om de toegankelijkheid van overheidssites af te dwingen. In sommige lidstaten gebeurde er tot voor kort zelfs helemaal niets. In Vlaanderen zijn veel overheidsinstellingen vertrouwd met deze omzendbrief uit 2018 en is ook het AnySurferlabel goed ingeburgerd in Vlaanderen, Brussel en (iets minder) in Wallonië.
- Dankzij deze harmonisering hoopt Europa ook de werking van de interne markt te kunnen verbeteren, bijvoorbeeld voor de leveranciers van (toegankelijke) software-oplossingen en gespecialiseerde dienstverleners.
Deadlines
Dit zijn de drie belangrijkste deadlines uit de Europese Richtlijn (de deadlines over de toegankelijkheid van intra- en extranetten laten we even buiten beschouwing).
- 23 september 2018: alle websites van openbare instellingen die vanaf deze datum online geplaatst worden, moeten precies over één jaar — op 23 september 2019 dus — voldoen aan de richtlijnen.
- 23 September 2020: alle websites die voor 23 september 2018 gepubliceerd werden, moeten tegen deze datum toegankelijk gemaakt worden. Er zijn uiteraard uitzonderingen, ondermeer voor archieven, maar daar kom ik straks op terug.
- 23 juni 2021: alle nieuwe en bestaande mobiele apps van openbare instellingen moeten voldoen aan de toegankelijkheidsrichtlijnen.
Bent u er klaar voor?
Het juridische kader is dus klaar, maar zijn overheidsdiensten, NGO’s en gemeenten ook voldoende voorbereid en geïnformeerd? Wat staat hen precies te wachten?
Er zijn drietal vragen die vaak terugkomen:
- Wat verstaat de wetgever onder ‘toegankelijk’? Aan welke vereisten moet een website precies voldoen en hoe haalbaar is dat in de praktijk?
- Welke uitzonderingen staat de wetgever toe?
- Zijn er sancties voorzien? Zwaait er wat als je nieuwe website niét voldoet op 23 september 2019?
1. Waar moet een toegankelijke website van Europa precies aan voldoen?
Van Europa moet een toegankelijke website voldoen aan alle richtlijnen uit de Web Content Accessibility Guidelines Versie 2.1 (WCAG) Niveau AA van het World Wide Web Consortium (W3C).
WCAG is een richtlijnenset die al bijna 20 jaar (sinds versie 1) een soort de facto standaard vormt voor toegankelijke websites, ook ver buiten Europa. Sinds 2012 is WCAG ook een ISO-standaard.
WCAG heeft vier basisprincipes. Ieder principe omvat een set van richtlijnen die op hun beurt een aantal succescriteria voorschrijven waaraan webinhoud getoetst moet worden.
- Waarneembaar: alle inhoud (zoals tekst, foto’s en video’s) moet waarneembaar zijn voor de websitebezoeker, ook als die bijvoorbeeld het scherm niet kan zien of kleurenblind is. Dat kan ondermeer door voldoende contrasten te gebruiken, tekstbeschrijvingen toe te voegen aan afbeeldingen en door video’s te ondertitelen.
- Bedienbaar: de gebruikersinterface en de navigatie moeten bedienbaar zijn door de gebruiker, ook als die bijvoorbeeld geen gebruik kan maken van een muis of een toetsenbord of een alternatieve invoermethode gebruikt.
- Begrijpelijk: alle informatie en het gebruik van de interface moet helder en consistent zijn ook zodat gebruikers met dyslexie of of een andere leesbeperking de informatie op de website met gemak kunnen raadplegen en begrijpen.
- Robuust: de onderliggende code moet goed (‘semantisch’) gestructureerd zijn, mag geen fouten bevatten en moet geïnterpreteerd kunnen worden door uiteenlopende user agents (zoals browsers, screenreaders en andere technologische hulpmiddelen).
Bekijk hier de volledige richtlijnenset.
Hoewel de C in WCAG staat voor Content (‘inhoud’), schrijft WCAG dus ook voor hoe de functionaliteit van websites, webapplicaties en (mobiele) apps toegankelijker gemaakt kan worden.
Hoe zit dat precies met die versies en niveaus?
- WCAG 2.0 is sinds 2008 een officiële W3C-aanbeveling. In juni 2018 werd daar — na een lang en democratisch proces — een set van 17 essentiële en langverwachte richtlijnen aan toegevoegd. Deze bijgewerkte versie heet (niet verrassend) WCAG 2.1 en is geen vervanging, maar een aanvulling op de richtlijnen uit 2008. Sommige van de nieuwe richtlijnen gaan over hoe de toegankelijkheid van mobiele websites en apps verbeterd kan worden. Dat was namelijk een groot gemis in WCAG 2.0, dat nog dateert van voor de popularisering van de smartphone en mobiel internet. Lees meer over de nieuwigheden in WCAG 2.1 op de website van het W3C (Engelstalig).
- Daarnaast is WCAG (al sinds het begin) beschikbaar in drie varianten: niveau A, AA en AAA. Dat geldt dus ook voor versie 2.1. Niveau AAA is het strengst. Lees meer over het verschil tussen de drie niveaus (Engelstalig).
Waarom moeten we voldoen aan WCAG 2.1 Niveau AA en niet aan WCAG 2.0 (de oude standaard)?
Wat opvalt, is dat in de Europese Richtlijn en in de lokale omzettingen de afkorting WCAG helemaal niet voorkomt, en ook geen versienummer wordt vermeld.
In plaats daarvan wordt verwezen naar een bredere Europese toegankelijkheidsstandaard voor ICT-toepassingen EN 301 549 V1.1.2 (2015–04) die op haar beurt dan weer voorschrijft dat webgebaseerde toepassingen moeten voldoen aan de laatste versie van WCAG. Hierdoor is de directive 100% future proof.
Dit zinnetje in de richtlijn is belangrijk:
“De inhoud van websites voldoet aan de desbetreffende eisen van Europese norm EN 301 549 V1.1.2 (2015–04), of delen daarvan, zoals in voorkomend geval bijgewerkt of vervangen bij een gedelegeerde handeling van de Europese Commissie.”
Dat is intussen gebeurd: op 28 augustus 2018 hebben ETSI en twee andere Europese Standaardenorganisaties een nieuwe versie van EN 301 549 (PDF, Engelstalig) gepubliceerd. Daarin staat dat webgebaseerde toepassingen vanaf nu moeten voldoen aan WCAG 2.1 Niveau AA. De standaardenorganisaties kregen hiervoor een mandaat van de Europese Commissie. Hoera!
Vanaf het moment dat de commissie de nieuwe versie van EN 301 549 formeel aanvaardt door middel van een publicatie in het Official Journal van de Europese Commissie, is de kogel écht door de kerk. Dat gebeurt naar alle waarschijnlijkheid voor 22 september (u_pdate oktober 2018: dat is inmiddels gebeurd_).
In de blog post WCAG 2.1 Adoption in Europa van Shadi Abou-Zahra (Engelstalig) vind je nog meer achtergrondinformatie over deze belangrijke ‘upgrade’.
En AnySurfer dan?
In ons land ijvert AnySurfer al meer dan tien jaar voor een toegankelijker internet. AnySurfer is een project van Blindenzorg Licht en Liefde, een vzw die opkomt voor de rechten van slechtzienden en blinden.
AnySurfer heeft bekendheid verworven in de publieke sector dankzij projectmatige en structurele partnerships rondom webtoegankelijkheid met verschillende overheidsniveaus in ons land.
Bij de doelgroep van mensen met een beperking en bij websitebouwers is AnySurfer vooral bekend van het kwaliteitslabel dat websites kunnen verdienen als ze slagen voor een toegankelijkheidsaudit of screening.
De checklist die AnySurfer hiervoor hanteert, is gebaseerd op WCAG 2.0 Niveau A. Het AnySurferlabel garandeert daarmee een basistoegankelijkheid. Op de pagina ‘Nog toegankelijker’ op de website van AnySurfer staat het zo omschreven:
“Door te voldoen aan de AnySurfer Checklist maakt u uw website technisch toegankelijk zodat mensen die hulpmiddelen gebruiken uw site ook kunnen raadplegen. Sommige gebruikers met een beperking hebben nood aan meer dan de vereisten uit de checklist.”
Hier vindt u enkele voorbeelden van aanvullende criteria.
AnySurfer heeft op 6 augustus 2018 aangekondigd dat het na 23 september de voorwaarden om het label te behalen niet zal verstrengen en dus niet gelijk zal stellen aan wat Europa oplegt.
AnySurfer is geen overheidsorganisatie en kan dus zelf beslissen onder welke voorwaarden zij haar kwaliteitslabels uitreikt. Een verstrenging van de voorwaarden zou het behalen van het AnySurferlabel voor iedereen lastiger maken.
Overheidsmanagers moeten zich bijgevolg wel goed realiseren dat overheidswebsites die na 23 september gepubliceerd of vernieuwd worden en een AnySurferlabel behalen, niet automatisch voldoen aan de Europese norm. Overigens is het kunnen voorleggen van een kwaliteitslabel of ander certificaat op zichzelf geen verplichting; de conformiteit met WCAG 2.1 Niveau AA dient in een toegankelijkheidsverklaring aangetoond te worden (zie verderop).
Overheidsinstellingen die moeten voldoen aan de Web Accessibility Directive, kunnen natuurlijk wel een beroep doen op de inhoudelijke expertise van organisaties als AnySurfer, maar kunnen hiervoor ook terecht bij onafhankelijke experts en adviesbureaus die zich specialiseren in digitale toegankelijkheid en WCAG 2.1. Op de website van Jeroen Hulscher vind je een overzicht met adviesbureaus in Vlaanderen en Nederland die een audit voor je kunnen uitvoeren.
Hoe moeilijk is het om te voldoen aan WCAG 2.1 Level AA?
Voldoen aan WCAG 2.1 niveau AA is goed haalbaar voor de meeste ‘gewone’ (hoofdzakelijk op tekstuele inhoud gerichte) websites, op voorwaarde dat je van bij het begin van het ontwerpproces rekening houdt met de noden van alle gebruikers en WCAG als leidraad gebruikt.
Als je het goed aanpakt, hoeft een toegankelijke website ook helemaal niet (veel) duurder te zijn dan een ‘ontoegankelijke’ website. Grote organisaties kunnen de eventuele meerkost compenseren doordat ze het aantal hulpvragen van bezoekers en gebruikers sterk zien afnemen.
Om een transactionele website, zoals een e-loket, of een multimediale website toegankelijk te maken, is een grotere inspanning nodig en is het raadzaam om de hulp van experts in te roepen.
Wat is er nog meer nodig?
Los van de verplichte conformiteit met WCAG 2.1 Niveau AA, moeten organisaties ook een feedbackmechanisme en een uitgebreide toegankelijkheidsverklaring aanbieden op hun website:
- Zorg ervoor dat burgers op een voor hen toegankelijke manier — telefonisch, via e-mail of via een online-formulier — contact kunnen opnemen met de organisatie om melding te maken van eventuele toegankelijkheidsproblemen die zij ervaren. Het spreekt vanzelf dat de organisatie ook maximaal gehoor (en gevolg) moet geven aan ‘klachten’ en verzoeken van burgers.
- Hoe u een toegankelijkheidsverklaring opstelt en wat daar precies in moet staan, valt buiten de scope van dit artikel. Op de website van de Vlaamse overheid wordt in het kort uitgelegd waar een toegankelijkheidsverklaring minimaal aan moet voldoen.
Tip: Eleven Ways heeft heel wat ervaring met het opstellen van toegankelijkheidsverklaringen die voldoen aan alle voorschriften. Dat deden we eerder in opdracht van verschillende Vlaamse en Europese overheidsinstellingen, musea en voor een grootbank.
2. Welke uitzonderingen staat de wetgever toe?
Uitzonderingen bevestigen de regel, en dat geldt (gelukkig voor sommigen) ook voor deze Europese richtlijn. We hebben het dan niet over de diverse technische uitzonderingen die WCAG 2.1 voorschrijft (want die zijn er ook), maar over het toepassingsgebied van de Europese Richtlijn zelf.
Over sommige onderwerpen zijn juristen en experts nog niet uitgediscussieerd. Wat zeker is, zet ik op een rijtje.
Uitzonderingen voor specifieke inhoud en documenten
- Audio- en videomateriaal dat tot 23 september 2020 gepubliceerd wordt, hoeft niet ondertiteld te worden of voorzien te worden van transcripties of audiodescriptie. Dat geeft overheden dus nog twee jaar de tijd om te leren hoe ze video’s (en bv. ook podcasts) moeten produceren die voldoen aan Richtlijn 2.1 van WCAG 2.1 (“Op tijd gebaseerde media”).
- Live-uitzendingen hoeven niet te voldoen aan bovengenoemde richtlijn. Echter, als de audio- of video-opname achteraf online geplaatst worden, geldt de richtlijn wel.
- Hoewel het technisch gesproken mogelijk is om digitale kaarten en plattegronden toegankelijk te maken, is dat erg omslachtig en vraagt het veel tijd. Europa vindt dit een onevenredige last en daarom hoeven kaarten en plattegronden dus niet te voldoen aan de richtlijn. Opgelet: als kaarten gebruikt worden om mensen de weg te wijzen, moet essentiële informatie (zoals het adres of informatie over de bereikbaarheid) uiteraard wel in tekstvorm beschikbaar zijn.
- Inhoud van derden (‘_user generated content_’) hoeft niet te voldoen omdat het inhoud is die niet onder het gezag van de overheid valt (of door hen gefinancierd wordt). Denk aan blogs, vlogs, foto’s of commentaren die burgers zelf kunnen plaatsen op een platform dat de overheid aanbiedt.
- Gedigitaliseerde erfgoedcollecties, waaronder ingescande (al dan niet handgeschreven) documenten, foto’s van kunstwerken of historisch filmcollecties hoeven ook niet te voldoen. “_Oef!_” zullen de beheerders van zulke collecties misschien denken, hoewel het natuurlijk wel een goed idee is om — in de mate van het mogelijke — ook belangrijke erfgoedcollecties voor toegankelijk te maken.
- Zogeheten kantoorbestanden (gemaakt met bv. Word of OpenOffice) die gepubliceerd werden voor 23 september 2018 hoeven niet te voldoen, tenzij ze nog actief gebruikt worden voor administratieve processen (denk aan aanvraagformulieren allerhande). Natuurlijk is het beter om vanaf 23 september gewoon over te schakelen op toegankelijke online-formulieren.
- Alle informatie en documenten die aangeboden worden op intra- en extranetten — en dus per definitie niet voor het brede publiek bestemd is — en gepubliceerd werd voor 23 september 2023 ontsnappen ook aan de richtlijn. Dat is minder goed nieuws voor bv. slechtziende en blinde ambtenaren die al jaren sakkeren op de ontoegankelijkheid van het intranet van hun organisatie. Intranetbeheerders hebben dus nog vijf jaar de tijd om orde op zaken te stellen.
- De laatste uitzondering is een beetje tricky: de Europese richtlijn schrijft voor dat content van websites en mobiele applicaties die als archieven kunnen worden aangemerkt niet hoeven te voldoen, op voorwaarde dat ze niet gebruikt worden voor actieve administratieve processen en ze niet meer bijgewerkt (zullen) worden vanaf 23 september 2019. Dat is natuurlijk lastig te controleren, en experts vragen zich af wie het onderscheid zal maken tussen wat als een archief kan aangemerkt worden en wat niet. Ik ga er vanuit dat gezond verstand hier zal meespelen.
De richtlijn geldt niét voor de VRT en de RTBF
De richtlijn is van toepassing op de websites van alle overheidsdiensten, met één opvallende uitzondering: de openbare omroepen. Dat komt doordat de VRT en de RTBF zich aan sector-specifieke wetgeving moeten houden — zoals de Audiovisual Media Services Directive (AVMSD) uit 2010 — waarin het belang van digitale toegankelijkheid ook aan bod komt, zij het minder nadrukkelijk.
Gelukkig blijkt het engagement van de VRT om haar digitale aanbod toegankelijk te maken ook uit zeer uitdrukkelijk haar beheersovereenkomst met de Vlaamse Regering, dus fans van VRT NWS en VRT NU hoeven zich zeker geen zorgen te maken.
Wat wordt verwacht van scholen en universiteiten?
Ook deze vraag duikt geregeld op, maar het antwoord is duidelijk: ook scholen, universiteiten en zelfs crêches moeten minimaal voldoen voor wat de Europese Richtlijn omschrijft als essentiële administratieve functionaliteiten. Denk hierbij aan e-loketten en formulieren allerhande.
In de richtlijn staat overigens dat lidstaten zelf mogen beslissen om de lat hoger te leggen voor onderwijsinstellingen, maar in de federale wettekst en in het Vlaamse bestuursdecreet is zo’n verstrenging niet opgenomen.
Moeten de websites van gemeenten en OCMW’s ook voldoen?
Dat klopt. Als uw gemeente of OCMW een nieuwe website online plaatst nà 23 september 2018, moet die voor 23 september 2019 voldoen aan WCAG 2.1 Level AA. Dat geldt ook voor e-loketten.
Kijk wel goed de toegestane uitzonderingen voor specifieke inhoud en documenten na (hogerop in dit artikel), want die gelden voor alle websites.
Uitzonderingen voor NGO’s
In de richtlijn staat ten slotte nog dat NGO’s die geen essentiële diensten aan het brede publiek verstrekken, niet noodzakelijk hoeven te voldoen aan de richtlijn.
Deze uitzondering wordt toegestaan omdat Europa aan NGO’s — naar eigen zeggen — geen onevenredige last wilt opleggen zodat deze organisaties (zonder winstoogmerk) zich op hun kerntaken kunnen toeleggen. Nobel!
De uitzondering geldt echter niet voor NGO’s die zich specifiek richten op de behoeften van personen met een beperking. Zulke organisaties — zoals het European Disability Forum — geven gelukkig al jaren zélf het goede voorbeeld en sommige hebben zelfs mee geijverd voor de invoering van de Europese richtlijn.
3. Zijn er sancties voorzien?
Wat als je website niet op tijd voldoet aan alle regels? Er zijn voorlopig geen concrete sancties voorzien in de Belgische wet, maar het staat iedere burger natuurlijk vrij om een klacht neer te leggen bij een ombudsman, Unia of een andere instantie.
Onderwerpen voor vervolgartikels
- Het spreekt vanzelf dat digitale toegankelijkheid niet enkel een taak is voor de communicatie- of IT-afdeling. Aan de hand van praktijkvoorbeelden zal ik in een volgend artikel dieper ingaan op hoe verschillende teams en sleutelfiguren in de organisatie effectief kunnen samenwerken op dit onderwerp en waar ieders verantwoordelijkheden liggen.
- Ik wil graag onderzoeken hoe leveranciers van websites, apps en ICT-diensten zich maximaal kunnen voorbereiden op de nieuwe toegankelijkheidsvereisten, en zo misschien zelfs een voorsprong kunnen nemen op hun concurrenten.
- Ten slotte wil ik graag wat dieper ingaan op de praktische en organisatorische haalbaarheid van het toezicht op de naleving van de richtlijn (door de overheid zelf), en welke sancties Europa aan de lidstaten kan opleggen.
Als je vragen hebt over digitale toegankelijkheid, kan je me bellen op +32 473 88 18 06 of een mailtje sturen naar roel@elevenways.be.